Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En ik zag, en ziet, [1]het Lam [2]stond op den berg Sion, en met Hem [3]honderd vier en veertig duizend, [4]hebbende den Naam Zijns Vaders geschreven aan hun voorhoofden. 1. Waarom Christus het Lam genoemd wordt, is voor dezen verklaard hfdst.5 vs.6. 2. Christus wordt hier ingevoerd als staande op den berg Sion, waardoor de gemeente wordt afgebeeld, gelijk Jes.2:2,3; 1 Petr.2:6, en elders, omdat Hij in het midden van de vervolgingen van den antichrist, altijd een wakend oog heeft over Zijn gemeente, en deze altijd vergadert en beschermt; waarom Hij ook Hand.7:56 wordt gezegd te staan aan de rechterhand van God, en hiervoor hfdst.2 vs.1, te wandelen onder de kandelaars, als altijd vaardig en gereed zijnde, om die bij te staan, en van alle nodige gaven te voorzien. 3. Deze zijn degenen, die uit alle stammen van het Israel Gods getekend zijn, hfdst.7 vs.3, enz., gedurende den tijd van het rijk van den antichrist, en van de vlucht der vrouw in de woestijn, en die in den algemenen afval van Christus, hun hoofd, altijd bijgebleven zijn; en worden hier gesteld tegen de grote menigte dergenen, die het merkteken van het beest hebben ontvangen, waarvan hiervoor is gesproken, en hierna nog zal gesproken worden. 4. Van welk schrijven dezer namen op hun voorhoofden, zie hiervoor hfdst.7 vs.3, en hfdst.9 vs.4.